Fieldtrial Labrador


De fieldtrial labrador is een slanke, atletisch gebouwde labrador afkomstig uit Groot Britannië waar men dit type labrador al sinds jaren fokt. Ze vallen op door hun snelheid, intelligentie, wil om te apporteren, dirigeerbaarheid, style en onuitputtelijke “will to please”. Een fieldtrial labrador heeft een fijn karakter en staat altijd klaar om voor zijn baas te werken. In de praktijkjacht en op apporteerwedstrijden zijn dit type honden veelvuldig te zien.


Waar komt onze Fieldtrial Labrador vandaan?

Anita van ‘t Hof

Zo rond 1850 waren het vooral de pointers en setters die werden gebruikt op de jacht. Retrievers waren er wel maar daar werd vaak wat laatdunkend over gedaan. De retriever toentertijd was een verzamelnaam voor alle type honden die ‘game’ droegen en brachten. Dit kon een retriever zijn met een flat of curly, smooth of wavy coat, een kruising zijn met een pointer, spaniël, of een setter kruising met St.Johns dog water spaniël etc.

De kleuren waren even gevarieerd; gold, zwart/wit, liver, donkerbruin, roodbruin etc.
Toch waren er enkele kennels die fokten op een bepaald type retriever; zo was er een Tweedmouth strain die de voorkeur had voor goud kleurige retrievers met een wavy coat. De Riverside kennel gaf de voorkeur aan zwart langharige retrievers met een flat coat. Niet te verwarren met een Flatcoat retriever, het ging hier om het aanduiden van de type vacht.

De setters en pointers deden het echte werk en de retriever mocht vooral niets doen dan ongestoord meelopen naast het geweer. Pas als er iets geschoten werd mocht hij oneerbiedig het stuk binnenhalen. Dit ging niet altijd goed; veel retrievers waren hard in de bek of kwamen traag, te traag terug. Het kwam zeer regelmatig voor dat de retriever het wilde kraakte. En weer anderen gingen moeizaam of niet het water in. Toch werd er steeds meer het belang ingezien van een betrouwbare apporteur. Men wilde eigenlijk niet de pointers en setters leren apporteren (of die richting fokken) want men wilde niet dat de kop laag ging. Anderzijds wilden ze ook niet de retrievers leren ‘flushen’ want dit ging weer ten koste van de rust en steadiness.
De Flatcoat retrievers werden zeer populair en domineerden de field trials in de 2e helft van de 19e eeuw, samen met de curly coats.

St Johns hond

Tijdens deze periode werden er veel St.Johns honden, in allerlei variëteiten, geïmporteerd uit Newfoundland. Deze kwamen per boot aan in Poole en werden op de kade verkocht.

Begin 1900 was de flatcoat op zijn retour omdat deze zijn weg had gevonden naar de showhallen, iets waar de ‘sportsmen’ zich zeer druk over maakten omdat hierbij niet meer werd gekeken naar zijn eigenschappen in het veld maar alleen naar zijn uiterlijk. Deze werden ‘crocodile heads’ genoemd.

De fokkers probeerden juist honden te selecteren en te fokken die zacht in de bek waren, een goede neus en wildvinders capaciteit hadden. De kleur of soort vacht waren niet zo belangrijk, al had een ieder zo zijn eigen voorkeur. Zo werden er honden gebruikt die goed waterwerk verrichten zoals de waterspaniel. Zo ook setters en tweedspaniels, alles wat bepaalde eigenschappen had om een retriever te verbeteren werd gebruikt.

Earl of Malmesbury had zelf de voorkeur voor zwart met een korte dubbele vacht en mét een otterstaart. (De smooth coat bleef schoner, de ondervacht beschermde beter tegen de kou en had beduidend minder ijs en troep in zijn vacht dan bij honden met een wavy coat). Hij importeerde het type maar fokte ze ook. Zo kwam het steeds vaker voor dat een zwarte snelle apporteur met een prettig karakter, opviel op grote shootings. Dan een kortharige, dan een wavy coat retriever.

Enkele grote kennels zoals Munden en Buccleuch kregen ook hun voorkeur voor de zwarte kortharige retriever en sindsdien werden er door deze kennels naar dit type gefokt: zwart, kortharig, zacht in de bek, prettig en sociaal karakter. Alles wat anders was van kleur, karakter of hard in de bek was, werd via de achterdeur verwijderd. Veelal gedood maar sommige zeggen dat ze werden weggeven.

Begin 19e eeuw verschenen de eerste ‘Labradors’, zoals de zwarte kortharigen werden genoemd, op field trials. Een van de eersten waren Munden Single en Flapper en kort daarna Peter of Faskally. Deze 2 reuen imponeerden zo enorm dat vanaf die periode de Labrador populair werd op shootings en Field Trials en de Trials domineerden tot op de dag van vandaag. Zowel in stijl als in looks.

Hunsdon Zulu was van ‘unfashionable blood’, grover met een golvende vacht als bij een Golden Retriever. Zulu won de IGL in 1910.
Peter of Faskally was het type korthaar. Peter was van bijzondere klasse en is de founder van ons ras. Peter won de IGL in 1911.
Meeru was ‘an old fashioned type’ met flat coat. In de retriever historie wordt ze genoemd als Flatcoat retriever maar bij de Flatcoat historie wordt ze genoemd als een mislukte spaniël. Meeru won de IGL in 1912.

Withington Dorando (31-3-1912) is een zoon van Peter of Faskally. Dorando was Engels kampioen in bench oftwel show ch. Hij won CC op Crufts in 1917. Peter was Ft.Ch. en zijn looks komen zeer overeen met de fields van nu. 

Withington Dorando

Hieronder een bijzondere foto met daarop Bolo; hij wordt gezien als de voorvader van de chocs en show labradors. Hij is de voorvader van alle onze labradors.